Kennis die voorbij de woorden gaat
In de vorige blog heb ik proberen duidelijk te maken dat veel oude geschriften niet m.b.v. ons verstand alleen bestudeerd kunnen worden. Het vereist ook andere kennis en kunde; kennis en kunde die voorbij het rationele verstand gaat. Het heeft meer gemeen met muziek, dan met rationele kennis.
De kwaliteiten die hiervoor nodig zijn, heb ik kort behandeld. Nog even ter herinnering: ten eerste moet de geest stil leren worden en kunnen spiegelen. Veel van de meditatietechnieken zijn erop gericht om dit de bereiken. Maar de meditatie gaat verder: het is niet alleen een techniek, het is ook een levenshouding en deze levenshouding laat zich het beste omschrijven als het ’in verbinding komen met …..’ tijdens de activiteiten van het dagelijks leven. Waarmee in verbinding gebleven moet worden, wordt niet gezegd, dat is op zich al mysterieus, maar daar zouden we later nog wel eens dieper op in kunnen gaan. Voor nu is voldoende om deze vaardigheid, het ‘in verbinding komen met ….’ te gebruiken om ‘voorbij de woorden’ te kunnen komen. Het is een beroemde uitspraak: ‘sutra’s kan je niet met inkt op papier schrijven’. M.a.w. het zijn niet de woorden zelf die wij moeten bestuderen; de woorden zijn feitelijk richtingaanwijzers, ze wijzen naar iets anders. Dit fenomeen is ook het logo van de SFM: de boom en de ster. Het is een oude techniek om de boom te gebruiken om in een donkere nacht één bepaalde ster aan te wijzen te midden van miljoenen andere sterren. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: ‘zie je die boom? En zie die grote tak van de boom en zie je hoe hij zich splitst in twee kleinere takken als je daar tussendoor kijkt dan zie je een blaadje en als je in het verlengde kijkt van dat blaadje, dan is de eerste ster die je van ziet, de ster die ik bedoelde’. De boom heeft geen relatie met de ster en toch kan hij nuttig zijn om iets heel anders te leren dat niets met een boom te maken heeft. Zo gaat het ook met de woorden uit de grote Geschriften.
Laten we dit eens toepassen op de verzen uit de Bhagavad Gita van vorige week:
O Pârtha, standvastigheid die altijd rust in yoga, waardoor de functies van de geest, van de levensadem en van de zintuigen worden beheerst, is sattvisch.
O Pârtha, standvastigheid waarmee men vasthoudt aan dharma, vreugde en rijkdom, waarbij men het resultaat telkens opeist, is rajasisch.
O Pârtha, standvastigheid waarmee een onwetend mens zich vasthoudt aan slaap, angst, verdriet, depressie en bedwelming, is tamasisch.
(Bhagavad Gita XVII: 33-35)
De verzen kunnen op verschillende manieren gelezen woorden. Het eerste niveau is tamelijk simpel. Je vraagt je misschien af wie Pârtha is en wie tot wie spreekt. Pârtha is hier een aanduiding voor prins Arjuna en de Bhagavad Gita is een dialoog tussen Arjuna en Krishna. Het zijn dus de woorden die Krishna spreekt tot Arjuna en de verzen komen uit het 18e en laatste hoofdstuk van de Gita en we naderen het einde. Schijnbaar vindt Krishna het erg belangrijk om nog eens de nadruk te leggen op de drie verschillende vormen van standvastigheid. In het 18ehoofdstuk worden verschillende thema’s drievoudig behandeld, zoals afstand doen, de drie soorten van kennis, van handeling, de drie soorten van doeners en het gebruik van de rede. De drievoudigheid is gelinkt aan de drie guna’s. In de Indiase filosofie zijn dit drie krachten: sattva is stil en helder, vol van bewustzijn en rajas is vol beweging, opwinding en passie, terwijl tamas ook stil is, maar nu zonder kennis, slaperig en onoplettend. Als we dit nu weten en naar de verzen kijken, begrijpen we dan de verzen? Ik denk het niet, en ik denk niet dat we op deze manier zullen doordringen tot de essentie, die verder gaat dan de woorden zelf.
Zoals gezegd, we moeten leren te spiegelen, te dobberen op de woorden, maar hoe gaat dat dan? Als je een beetje vertrouwd geraakt bent met de woorden en je draagt ze met je mee en luistert er naar alsof het muziek is, dan gaat je iets opvallen. Er springt één woord uit, het valt als het ware op. Het lijkt bijna wel alsof het de harmonie iets verstoord. Welk woord? Standvastigheid. Een vreemd woord; wat wordt er bedoeld met dit woord? Wat weten wij eigenlijk van ‘standvastigheid’? Standvastigheid is niet een woord dat we dagelijks gebruiken en we hebben er wel ideeën over wat het betekent, maar kennen wij de diepte van dit woord? Het woord dat in de tekst gebruikt wordt is dhriti. Dit woord heeft vele betekenissen, zoals houden, vastpakken, ondersteunen, standvastigheid, onophoudelijk, constant, tevredenheid….. Er zijn heel veel aspecten die in dit woord verborgen liggen.
De drie verzen benaderukken drie verschillende aspecten van dhriti, welke zijn het? Het eerste, sattvische aspect, heeft betrekking op de beheersing van de geest, de levensadem en de zintuigen. Welk aspect van standvastigheid heeft hierop betrekking? Als je diep voelt, kom je ergens uit bij een kwaliteit als ‘geduld’. Het is geduld, berusting en diepe, innerlijke tevredenheid die het mogelijk maakt dat de geest, de levensadem en de zintuigen in balans blijven.
Het rajasiche aspect heeft betrekking op het vasthoudende karakter en gefocust blijven op van standvastigheid. Hou het doel voor ogen en laat je niet afleiden.
Het tamasische aspect heeft betrekking op het vasthouden aan kwaliteiten zoals slaap, angst en verdriet etc.
Er zijn hier drie verschillende kwaliteiten van dhriti, die ieder een eigen verhaal hebben: het geduld en de diepe tevredenheid die maakt dat alles in balans blijft; het gericht zijn op, die maakt dat je niet van je koers zult afwijken en het vasthouden aan bepaalde kwaliteiten: dus geduld – gericht zijn op – vasthouden.
Als je het begrip standvastigheid niet in je meeneemt en er op ‘dobbert’ dan komen deze verschillende aspecten maar moeilijk aan het licht. Als je daarentegen het begrip ‘standvastigheid’ echt gaat voelen en het langdurig met je meeneemt, dan tonen zich de verschillende aspecten en ga je voorbij aan het fysieke woord en kom je in een emotioneel veld terecht dat een enorme diepte en reikwijdte heeft. Eén zo’n begrip is voldoende om weken of maanden te overwegen en steeds weer komen er nieuwe vergezichten op; het is als het ware een ‘volle maaltijd’. Het is een bijzondere reis die begint met de overweging van drie verzen uit de Bhagavad Gita en uiteindelijk zich terugtrekt tot één enkel begrip om vervolgens je te verbinden met dat wat achter het begrip ‘standvastigheid’ verborgen ligt.
Auteur: Mehdi Jiwa