Mijn avontuur met de Bhagavad Gita

Mijn avontuur met de Bhagavad Gita begon zo’n 35 jaar geleden, maar waarschijnlijk al veel eerder. Van jongs af aan had ik het gevoel dat er veel meer tussen hemel en aarde moest zijn dan mij verteld werd. Ik kwam met mijn ouders vaak in de kerk en als de preek voorbij was, was ik steevast teleurgesteld. ‘Je hebt het me weer niet verteld’ schoot er dan door mij heen.

Begin jaren tachtig begon ik aan een introductiecursus aan de School voor praktische Filosofie in Amsterdam. Toen daar het schema van de drie werelden, – drie cirkels: causaal, subtiel en fysiek met het Absolute als stip in het midden – werd besproken, zuchtte ik diep. ‘Eindelijk, hier had ik al die tijd naar uitgekeken’. Ik ging uiteraard daar vervolgens de lessen volgen. Tijdens deze studies werd met enige regelmaat een citaat gebruikt uit een duizenden jaar oude tekst uit India: de Bhagavad Gita. Deze spraken mij aan. Ook was door deze organisatie  een eigen vertaling in het Nederlands uitgebracht.  Het werd aangeprezen als een boek waar alles in stond wat er te weten viel[1], bovendien kreeg je het nooit uitgelezen. Het was een boek dat je ‘inlas’ in plaats van ‘uitlas’. En dat voor de prijs van, ik meen, 18 gulden. Dat leek me een goede deal en zo liet ik mij verleiden een exemplaar aan te schaffen. Ik weet nog dat de tekst een bijzondere indruk bij mij achter liet. Het was of alle achttien hoofdstukken op een cirkel stonden en naar binnen wezen, en met die achttien hoofdstukken de cirkel ook volledig was. Telkens wanneer ik mijn vinger op delen van de tekst wilde leggen, leek de tekst als het ware te vervliegen. Toch spraken delen mij aan en steeds keerde het boekje weer in mijn handen terug. Om dieper in de tekst door te kunnen dringen begon ik commentaren te lezen. Ik hou ervan in boekwinkels te snuffelen en mensen die naar India gingen kregen van mij een lijstje mee. Zo ontstond er in de loop der tijd een aardige verzameling Gita-teksten, al dan niet voorzien van commentaar. Hiervan worden er veel van in het Engels uitgegeven. Omdat mijn kennis van het Engels slecht was bouwde ik zelf een elektronisch woordenboek.

Er was in de Bhagavad Gita één woordje dat in het begin al een bijzondere indruk op mij maakte: ‘svabhava’. In het zevende vers van het tweede hoofdstuk geeft Arjuna aan dat zijn eigen natuur, zijn ‘svabhava’ verduisterd is, waarna hij Krishna vraagt hem te onderrichten en Krishna het onderricht begint dat de rest van de Bhagavad Gita duurt. ‘Letterlijk betekent ‘svabhava’ zelf wording’ ‘Zelfwording’, het worden wie je werkelijk bent, was een aspect dat in mijn eigen jeugd niet veel aandacht had gehad.

Ergens in 2001, toen ik al een paar jaar gestopt was bij de School voor praktische filosofie in Amsterdam, las ik dat Mehdi Jiwa in Amstelveen een lezing over de Bhagavad Gita gaf. Ik genoot van de lezing en ontmoette er mensen die ik van de School uit Amsterdam kende. Daarna nam ik bij de Stichting Filosofie en Meditatie deel aan studiedagen, weekenden, avonden en weken.

Iedere vrijdagavond was er een studieavond Bhagavad Gita in het studiecentrum in Amstelveen. Hierover in de volgende blog meer.

Na al die jaren vermoed ik dat er in de Bhagavad Gita inderdaad alles staat wat er te weten valt, maar zeker weten doe ik het nog niet. Ik heb het immers nog steeds niet uit … en …

Vanaf het begin hield Mehdi mij voor dat de Bhagavad Gita een tekst is die ‘gezongen’ d.w.z. geleefd moet worden. Pas dan zouden de verzen zich voor mij openen en hun diepere betekenis tonen. Dat vond ik mooi gezegd. Ik probeer dit steeds opnieuw vorm te geven.

Ik wilde naast de praktische toepassing ook van veel begrippen uit de Sanskriet-taal de betekenis weten, vertalingen maken en vergelijken. Daar heb ik veel aandacht, tijd en energie aan besteed.

Hoe dit avontuur verder is gegaan? Dat leest u in mijn volgende blog.

Hans Nijs

[1] Hiermee zal gedoeld zijn op vers 7.2: “Ik zal je de deze kennis (jnâna) en hoe je die kunt ervaren (vijnâna) volledig onderwijzen. Als je dit eenmaal weet, valt er niets meer te kennen.”