Samen leven in vrede, is dat mogelijk?

Afgelopen donderdag (16 mei 2019) werd het festival: Internationale dag van het Samen Leven in Vrede georganiseerd door de School van Vrede van het Lioba klooster in Egmond Binnen en het Huis van Vrede van AISA-NGO. Een belangrijk evenement, zeker in een tijd dat verharding en grimmigheid, ook in onze samenleving, toeneemt. Vanuit de SFM hebben we een lezing mogen verzorgen over dit thema (klik hier om een samenvatting van de lezing te zien en te horen). Het festival werd slechts door enkele tientallen mensen  bezocht, maar diegenen die er waren, waren ook bijzonder gemotiveerd. Er was een krachtige sfeer en de workshops en catering waren prima.

De lezing die ik gegeven heb, benadrukte het belang van de Filosofie van de Eenheid om beter begrip te krijgen van de tijdloze en universele doelen van iedere levensfilosofie en religie (zoals vrede, gezondheid, veiligheid, goede opvoeding voor je kinderen en de mogelijkheid om je te ontwikkelen en te ontplooien etc.) en het belang van meditatie, in het bijzonder het ontdekken wat de ‘mantra’s’ (diepste drijfveren) zijn van waaruit je leeft. Het maakt een groot verschil of je leeft vanuit de innerlijke drijfveer ‘be good, do good’ of vanuit ‘hebzucht is goed’ of ‘ik eerst’. Het eerste brengt iets geheel anders voort dan de andere twee. Als derde pijler: retraites: een plek waar je tot rust en stilte kunt komen, waar je fysiek, mentaal en spiritueel gevoed wordt, waar stille hoekjes zijn voor je eigen reflectie en waar je even helemaal ‘thuis’ kunt komen. Deze momenten heb je nodig in de hectische samenleving waarin wij leven. Nagenoeg ieder mens heeft van tijd tot tijd een retraite nodig om in harmonie met zichzelf en de omliggende wereld te kunnen leven.

Wat mij het meest geraakt heeft, was de discussie tijdens en na de lezing. Velen deden hier actief aan mee. Twee vragen hebben mij niet losgelaten en die wil ik jullie, lezers van deze blog, graag voorleggen en ik hoop jullie reacties te mogen ontvangen. De eerste opmerking was: ‘zijn wij niet gewoon met te veel mensen op deze aarde om in vrede met elkaar te kunnen leven?’ Ruimte waar je goed kunt leven, wordt schaars, voeding en belangrijke mineralen en brandstoffen worden ook steeds schaarser. Overal doemt het beeld van ‘tekort’ op. Meer en meer vluchtelingen, waaronder ook klimaatvluchtelingen die geen mogelijkheden meer hebben om een bestaan op te bouwen op de plek waar ze geboren en opgegroeid zijn. Zeker, er komen steeds meer mensen bij, maar toen er veel minder mensen waren, leefden wij dan onderling wel veel meer in vrede? Als ik terugkijk op de geschiedenislessen die ik op school kreeg, dan was dit in mijn beleving een aaneenschakeling van oorlog en geweld. P.D. Ouspenski beschreef onze geschiedenis wel eens als de ‘geschiedenis van de misdaad, maar er is nog een andere geschiedenis waar niemand aandacht voor heeft’. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat vroeger de situatie niet veel beter was. Kijken we naar mijn generatie, dan zijn wij één van de weinige generaties die (nog) geen oorlog heeft meegemaakt. En de generaties voor ons leefden met veel minder mensen op de aarde dan nu het geval is.

De tweede opmerking kwam nog dieper bij mij binnen: ‘wat als de mens eigenlijk niet in vrede kàn leven?’ Misschien is hij nog zo ‘dierlijk’ dat hij altijd in competitie is met soortgenoten: de sterkste neemt de leiding en ‘onderdrukt’ de zwakkere. De sterkere krijgt het beste voedsel en de mooiste vrouwtjes etc. Misschien zijn mensen wel altijd (bewust of onbewust) in competitie met elkaar en proberen ‘het grootste stuk van de taart’ voor zichzelf te bemachtigen, zonder oog te hebben voor de consequenties voor anderen of voor de consequenties voor de generaties die na ons komen. Wij konden tijdens de lezing de vraag niet bevestigend of ontkennend beantwoorden en zo draag ik deze vraag nog steeds in mij. Ondertussen zijn er prachtige initiatieven van de ‘groten der aarde’, zoals de Paus, de Dalai Lama, Khaled Bentounès, die landen en bevolkingen aansporen om meer te doen aan het samen leven in vrede. Dat is prachtig, maar het vraagt wel een hele grote verandering van ons om hieraan te kunnen beantwoorden.

  1. Krishnamurti benadrukte keer op keer dat als je de samenleving wil veranderen, allereerst moeten onze onderlinge relaties veranderen en dat kan alleen als onze innerlijke houding drastisch verandert. Krishnamurti staat hier niet alleen in. Er zijn vele denkers uit lang vervolgen tijden en meer recent die hun ‘gedachten aan de lucht hebben toevertrouwd en die eens als regen zullen neerdalen’. Eén daarvan, Sri Aurobindo, heeft zijn leven gewerkt aan de ontwikkeling van een ‘nieuw bewustzijn’ dat zijns inziens absoluut noodzakelijk is als wij op een andere manier willen samen leven. De bekende doelen van het menselijke bestaan, zoals materiele rijkdom en welvaart, kunnen dan niet langer het uiteindelijke doel zijn. Het kunnen samen leven in vrede, betekent niet alleen in harmonie leven met je medemens, maar ook in harmonie zijn met het milieu, met de natuur, met de hele aarde alle wezens die daar leven. Daar is een bepaald bewustzijn voor nodig. Lang dachten we dat het met onze huidige staat wel op te lossen is, maar ik denk dat we meer en meer tot de conclusie moeten komen dat dit niet mogelijk is. De tekenen dat we succes hebben bij het oplossen van de problemen, zijn er eigenlijk niet. Integendeel. Misschien een goed moment om het toch eens over een andere boeg te gooien en te kijken wat er nodig is om tot een ‘ander bewustzijn’ te komen.

Het vreemde is echter dat als het gaat om een eigen inspanning, mensen ineens veel minder actief worden. Iit je eigen comfort zone stappen, is niet altijd aangenaam. Toch is het m.i. de enige manier om werkelijk een stap te zetten en altijd weer vraagt dit om inspanning. Zonder inspanning vooruit komen is onmogelijk. De tijd dringt, het Samen Leven in Vrede staat onder druk. Het is een ijdele hoop dat onze politici, de grote ondernemingen en  onderzoeks- en onderwijsinstituten het voor ons gaan oplossen. We moeten klein beginnen en dat is bij ons zelf in onze eigen omgeving. Als we het hier niet voor elkaar krijgen, dan lukt het zeker niet op een grotere schaal. Verandering en groei van ons bewustzijn is de sleutel tot het Samen Leven in Vrede.

Ik ben benieuwd naar jullie reactie. Stuur een mailtje en ik zal het graag beantwoorden.

Heb je belangstelling voor hoe je je eigen geestelijke structuur kunt veranderen, bezoek dan de studiedag ‘De Staten van Hoger Bewustzijn’ op 1 juni in ons Retraitecentrum de Cynham in Egmond aan den Hoef, waar wij dieper op deze materie in zullen gaan. Voor informatie en opgave: klik hier

De Dichter en de Filosoof

Dichters pakken in hun werk de essentie van het leven soms steviger vast dan welke filosoof ook. Niet dat hij er elke keer bewust op aanstuurt, maar een goede dichter weet dat sommige woorden zwaarder zijn dan andere, warmer, alsof ze elektrisch zijn geladen. Zon is zo’n woord, en vuur, het voert te ver om hier heel veel voorbeelden te noemen. Laten we volstaan met twee gedichten over bijen. Want wie  het woord bijen zegt, speelt ook met dynamiet.

De dichter en de filosoof – soms zijn ze één en dezelfde persoon. De filosoof speelt niet met dynamiet: Zijn taal is niet gemaakt voor bepaalde inzichten. Een enkele keer raapt hij al zijn moed bij elkaar engaat over op de poëzie. Dat is een machtig proces, zoals we zagen, bij J.A. Dèr Mouw. Die kon zelfs dichten over de filosofie, of over het filosoferen. Zijn gedachten gaan uit als een zwerm bijen, in alleuithoeken van het universum, en weer terug in de honingraat van zijn ziel kneden ze verzen als honing zo fijn.

Heerlijk, toch?

Klik op de link en lees het gedicht zelf na!

Martinus Nijhoff laat – in zijn beroemde Lied der dwaze bijen – de bijen na hun kosmische tocht omlaag dwarrelen als sneeuwvlokken. Op een goede dag, waren die ook vertrokken, nu gelokt door een raadselachtige geur:

Een geur van hoger honing
verbitterde de bloemen
Een geur van hoger honing
verdreef ons uit de woning

Voor de bijen in dit Lied der dwaze bijen is het een kwestie van leven en dood. De lokroep is te sterk:

Niemand kan van nature
zijn hartstocht onderbreken
Niemand kan van nature
In zijn lijf de dood verduren

En het einde lijkt triest, somber:

Het sneeuwt, wij zijn gestorven
Huiswaarts omlaag gedwereld
Het sneeuwt, wij zijn gestorven
Het sneeuwt tussen de korven

De dichter laat de gestorven bijen spreken! Een filosoof zou dat nooit doen, nooit kunnen. In de poëzie is het normaal, ook al gaat het ieder normaal verstand te boven.

De dichter spreekt net zo goed in waarheden als de filosoof. De hartstocht is waar, net zo waar als een bewolkte hemel, maar vraagt wel een eigen idioom om zich uit te drukken. Het kan zijn dat we aan da tidioom moeten wennen, maar dan zijn we bij Nijhoff in goede handen. Hij geeft ons precies de woorden om dat te doen en laat ons ‘dobberen’ op die woorden totdat we ze kunnen anvaarden.

Dèr Mouw en Nijhoff gebruiken bijen voor wat ze te zeggen hebben. Bijen zijn al eeuwen de poëtische belichaming van het leven. Vergilius gebruikte ze al, en je kunt een prachtige bloemlezing samenstellen over bijen in de poëzie. De arme beestjes kunnen er ook niets aan doen dat ze bij de een het ene aspecten bij de ander een ander aspect van het leven belichamen. Nijhoff kiest voor de loyaliteit van de zwermende bijen aan de koningin en aan het volk – een keuze die ook Vergilius maakte (in een iets andere context) – en een keuze die de dichter van de Prashna Upanishad maakt, als hij de wijze Pippalada laat uitleggen waar de levensessentie gevonden wordt:

Zoals bijen hun koningin volgen wanneer zij uitgaat, terugkeren wanneer zij terugkeert, zo keerden spraak, geest, licht van het oog, gehoor terug.

Zonder leven geen licht in de ogen, zonder koningin geen bijen. Het lijkt heel helder, een waarheid als een open deur, maar het gaat erom dat het woord bijen (met alle afleidingen en variaties) zo’n lading heeft. Niemand weet hoe dat kan, het is een van de mooiste geheimen van de taal. Heel soms zijn we met zijn allen in staat om iets te voelen van die kracht in het woord bij – denk aan de gesprekken die we tegenwoordig allemaal wel eens voeren over het mogelijke verdwijnen van de bijen, de zorg die dan voelbaar wordt, dat is kostbaar. Misschien hebben we allemaal een beetje dichter in ons.

Frank van Dixhoorn

Waar gaat de Bhagavad Gita over? (Deel 1)

In vervolg op mijn voorgaande blogs zou een logische vraag kunnen zijn: Waar gaat die Bhagavad Gita eigenlijk over? Ik hoop dat u begrijpt dat de gehele omvang, inhoud, diepte, van een werk als de Gita niet in één of twee blogs is samen te vatten. Toch zijn er een paar aanwijzingen om in grote lijnen de inhoud weer te geven. Daar zal ik nu in deze en de volgende blog bij stil staan.

Van oude Indiase geschriften wordt gezegd dat het eerste en het laatste woord de sleutel zijn om het betreffende geschrift te openenen. Het eerste woord van de Bhagavad Gita is dharm het laatste woord mama. Dharm, dharma is een veelomvattend begrip in het Sanskriet, maar in dit verband heeft het de betekenis van ‘dat wat gedaan moet worden’. Vaak wordt dit vertaald als plicht, een woord dat vaak een negatieve gevoelswaarde heeft, maar wat hier zeker niet de bedoeling is. Mama is Sanskriet voor ‘mijn’. De Gita heeft zo betrekking op ‘mijn dharma’.

In het tweede hoofdstuk van de Gita geeft Arjuna, als de dialoog met Krishna net van start is gegaan, aan dat hij niet meer weet wat hij moet doen: ‘Mijn eigen natuur (svabhâva) is verduisterd door zelfmedelijden; ik ben verward en weet niet meer wat mijn plicht (dharma) is. Onderricht mij, bid ik U’ (vers 2.7). Deze constatering en vraag van Arjuna vormen de opening van het onderricht dat Krishna hem, en ons, gaat geven.

Op een gegeven moment ontdekte ik dat Arjuna hier in dit vers in de oorspronkelijke taal, het Sanskriet, de omschrijving ‘svabhâva’ gebruikt. Daarvan kwam ik vervolgens de volgende mooie uitleg tegen: “Svabhâva is een samengesteld woord van de wortel bhû, ‘worden’ en sva, ‘zelf’. Letterlijk dus: ‘zelfwording’. De betekenis ervan is dat elk wezen zijn eigen karakteristieke kenmerk tot uitdrukking brengt; zichzelf wordt. Dit kenmerk komt tot stand door handelen en denken, waardoor leven na leven elk wezen een eigen karakter opbouwt, dat van andere wezens verschillend is.” [1] Toen deze betekenis tot mij begon door te dringen, maakte dit grote indruk op mij.  ‘Zelfwording’ komt voort uit de verbinding met je eigen diepere zelf. Wat dient zich in jou aan, wat leeft in je, wat spreekt je aan, waar liggen je mogelijkheden, je talenten. Die basis vormt voor een groot deel datgene wat jou in dit leven te doen staat.

In mijn eigen jeugd en opvoeding lag het accent op ‘plicht’ in de zin dat er iets van mij gevraagd werd wat ik eigenlijk niet wilde, waar ik de zin niet van inzag en wat misschien niet bij mij paste. ‘Zelfwording’ werd niet aangemoedigd. Dat had flinke gevolgen: een beroepsopleiding die niet bij mij paste, talenten die niet ontwikkeld werden en het onvermogen om een passende relatie te kiezen, met een scheiding als gevolg.

En dan komen we bij een aantal begrippen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en regelmatig in de Gita terugkeren. Begrippen die alle drie met ‘sva’ beginnen ‘zelf’,  ‘eigen’, ‘mijn’:

  • sva-bhâva zelf-wording
  • sva-dharma dat wat mij / jou te doen staat
  • sva-karma de activiteiten die bij jouw dharma, jouw svadharma passen

Toen ik deze betekenissen in de Gita las, zat ik midden in een ‘wederopbouwproces’ en vormde dit zeker een bijzondere stimulans om met de studie van juist dit werk door te gaan.

Je eigen svabhâva, svadharma en svakarma volgen houdt niet in dat je alleen maar doet wat ‘leuk’ is. Het is doen wat bij je past. Daar zit een nuanceverschil tussen.

Zoals je bij svabhâva, svadharma en svakarma dingen volgt, ten uitvoering brengt, die je als het ware gegeven zijn of worden,  zo geldt dat ook voor situaties waarin je geplaatst wordt.

Om deze rol zo goed mogelijk te vervullen doet Krishna er alles aan ons aanwijzingen te geven om onze manier van kijken zo breed en precies mogelijk te maken. Dat onderricht duurt 18 hoofdstukken lang en 18 hoofdstukken diep. Want, zoals mij ooit werd voorgehouden: de Gita is geen boek wat je uitleest, je leest het. Aan de hand van toetsing en overweging in het dagelijks leven, dienen zich steeds weer nieuwe zaken aan.

Deel 2 van ‘Waar gaat de Bhagavad Gita over’ volgt binnenkort.

Vragen of opmerkingen? Stuur mij gerust een mailtje: fam.nijs@quicknet.nl

[1] De Bhagavad Gîtâ, het boek van Yoga, Stichting I.S.I.S. Den Haag blz. 100. toelichting bij 5.14.