Handelen in overeenstemming met je eigen natuur (2)

Sri Krishna geeft aan dat het gevaarlijk is om  van de plicht van een ander te doen. Het vijfendertigste vers van het derde hoofdstuk luidt:

‘Het is beter om je eigen plicht (svadharma) te doen, hoe gebrekkig dan ook, dan de plicht van een ander uit te voeren, hoe goed men dat ook kan. Het is beter om tijdens het uitvoeren van je eigen plicht te sterven, want de plicht van een ander is vol gevaar.’

Arjuna wilde, nadat hij zich vanaf zijn jeugd op deze strijd had voorbereid, het strijdveld verlaten om verder als bedelaar door het leven te gaan.

Van moeilijkheden kunnen we in het algemeen zeggen dat ze er zijn om opgelost te worden. Op de eerste plaats door onszelf. Zij dienen zich aan en daar staan wij dan. Al dan niet voorbereid. Met alles wat ons ter beschikking staat: onze kennis, ervaringen, vindingrijkheid, creativiteit, fysieke en geestelijke vermogens. Een moeilijkheid is een mogelijkheid deze in te zetten, ze waar mogelijk uit te breiden en erin te groeien. Als we er met een grote bocht omheen gaan, gaat deze mogelijkheid aan ons voorbij.

Dat bedoelt Sri Krishna denk ik te zeggen als hij Arjuna aanspoort zijn plicht te doen, en als krijger de strijd met demonische krachten aan te gaan.

Ik leerde als kind, tiener geen eigen keuzes te maken en daar verantwoording voor te nemen. Die mogelijkheid eiste ik ook niet op. Dus deed ik wat dat betreft geen kennis en ervaring op die later goed van pas kon komen.

In plaats daarvan leerde ik om als het ware ‘de plicht van een ander te doen’: de problemen van een ander op te lossen door die ander leidend te laten zijn in wat ik wel of niet deed. Dat is, heb ik ervaren, inderdaad gevaarlijk. Daarbij sloeg ik iets wezenlijks in mijzelf over. Daardoor ontstaat schade in de eigen ontwikkeling, in het vertrouwen in ons zelf. Dat is een lastige basis om de wereld in te stappen. Gelukkig heb ik daarna en tot op heden vele herkansingen gekregen. De filosofie en meditatie en zeker de Bhagavad Gita zijn mij hierbij tot grote steun.

De plicht van een ander doen. Hier gelden ook situaties als doen wat anderen zeggen of waarvan wij denken dat zij dat willen, waar we waardering voor krijgen, zonder te checken of dat voor ons goed voelt en past bij onze diepe ware natuur. Het leert ons af onze eigen lijn te leren kennen en te volgen. Reclames spelen hier graag op in.

Zelf schrok ik toen ik  van het begrip ‘achterbank-generatie’ hoorde: kinderen die door hun ouders overal met de auto heen gebracht en van gehaald worden. Het staat voor overbeschermde kinderen en daardoor in zeker opzichte verzwakt. Ik meende er alleen maar goed aan te doen door ze als het even kon te halen en brengen, vooral met slecht weer. Dit was zeker aangenaam voor mij als voor hen, maar ook altijd goed?

Het kan zijn dat in een bepaalde fase het ene aspect of het andere meer aandacht vraagt, maar het begrip ‘eigen natuur’ draagt m.i. ook een risico in zich. Namelijk het ons louter focussen op dat wat bij ons past en de rest niet. Op ons svadharma, onze zelf-wording. Dit is belangrijk, maar het mag niet tot een ‘ikke-ikke en de rest kan stikke’ leiden. Ook Krishna hield Arjuna daaraan. Naast dat het belangrijk is je eigen svadharma te volgen, geeft hij ook regelmatig, soms meteen daarna aan dat we moeten handelen met het welzijn van de wereld, van alle schepselen voor ogen.

Er zitten nog veel meer aspecten aan deze ‘eigen natuur’ maar dan zou ik nog verder afdwalen van mijn thema waar ik mee begon:

Stel dat wij yoga nu in deze context eens opvatten als het in verbinding te willen komen met de kwaliteit die omschreven kan worden als innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid en vrede. Door te doen, te handelen.

Ik hoop dat ik hier, ook voor u, herkenbare aspecten heb beschreven die in ons handelen, ons doen en laten, de rust, kalmte, gelijkmoedigheid en vrede kunnen bevorderen of juist verstoren.

De volgende twee uitspraken passen hier mijn inziens mooi bij:

  • ‘wees trouw aan je eigen zelf’

(de titel van een boek van Swami Krishnananda, ‘To thine own zelf be true’)

en:

  • ‘In de wereld, maar niet van de wereld’.

In mijn volgende blog zal ik stil staan bij een ander aspect van de karma-yoga, en hoe dit een rol kan spelen bij ‘het niet gehecht zijn aan handeling op zich en/of de resultaten ervan’.

Tot dan.

Wilt u reageren op deze blog? Dat kan met een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl

Gemeenschappelijke bron

Hoop doet leven. De diagnose van een zware ziekte is een flinke domper, maar op een goed moment merk je ook dat je leven tot rust komt. Om op dat punt te komen, met naar alle waarschijnlijkheid nog een flinke weg te gaan, heb ik hoop nodig. Niet om beter te worden, maar dat je – zeg maar – niet op een dood spoor zit in de goede jaren. Dat laatste zullen we nooit zeker weten, maar ik – lezer die ik ben – hoop een voorbeeld te nemen aan de me­vrouw die een dag of tien voordat ze werd ge-euthanaseerd nog een boek bestelde bij de plaatselijke boekhandel, en zeer teleurgesteld was toen bleek dat het niet op voorraad was. De boekhandelaar heeft stand en land afgebeld, en was in staat om het boek bijtijds te bezorgen, en mevrouw (zo bleek) had het nog voor ze stierf gelezen.

Er is altijd nog wat te ontdekken, er zijn altijd bronnen van inspiratie. Een van de rijkste bronnen van hoop is de door veel auteurs geformuleerde overtuiging dat we als mensen onze krachten onderschatten. Jung schreef in zijn autobiografie Herinneringen, dromen, gedachten dat wij maar een klein percentage van ons brein gebruiken. De Spaanse regisseur Luis Bunuel zei: als de mens leert kijken, vliegt de wereld in brand. En in een bundel met essays over de middeleeuwse monnik Meister Eckhart kwam ik tegen dat er een kruispunt bestaat tussen het minuscule nu dat we met pijn en moeite isoleren ergens tussen het verleden en de toekomst en het “eeuwige nu” dat voor ons vrijwel onzichtbaar blijft, buiten de ervaring blijft. Eckhart laat in zijn preken verschillende malen zien wat er nodig is om dat kruispunt te vinden, vanwaar we dat “eeuwige nu” bij de genade van – tja, wat zullen we hier voor term gebruiken? – mogen integreren in het leven van alledag. Momenten van zeldzame inspiratie. Al is het maar voor even.

Zonder dat ik me uit wil spreken over het waarheidsgehalte van de opmerkingen van Jung, Bunuel en Eckhart, wil ik even stilstaan bij het effect dat ze hebben op mij. Ze geven me hoop, omdat ze uit zulke verschillende hoeken komen, uit zulke totaal verschillende culturen. Iedere keer als ik dit soort dwarsverbindingen tegenkom, word ik blij. Iedere keer is het alsof je een teken krijgt uit – wellicht – de gemeenschappelijke bron van onze zo uiteenlopende wereldbeschouwingen. Hetzelfde geldt bij de onmiskenbare gelijkenissen tussen volksverhalen, mythes en sprookjes die in alle uithoeken van de wereld worden verteld. In Indonesië bestaat een verhaal uit een onzegbaar ver verleden, over een prins die geen enkele belangstelling had voor een huwelijk, zeer tot wanhoop van zijn ouders. Tijdens een jachtpartij met vrienden, als ze pauzeren voor de maaltijd, verandert de prins tot hun grote schrik in een monsterachtige draak als hij met smaak een levensgroot ei oppeuzelt dat ze hadden gevonden in het struikgewas. Een kluizenaar wordt geraadpleegd en die vertelt de jongemannen dat de prins vervloekt is: pas wanneer er een meisje komt die hem kan liefhebben in zijn monsterachtige staat, zal hij zijn oorspronkelijke gedaante terugkrijgen. Ik hoef niet eens te vermelden dat dit verhaal goed afloopt, net zoals ik de titel van dat wereldberoemde en zo op die geschiedenis uit Indonesië lijkende verhaal uit het Frankrijk van de achttiende eeuw niet hoef te noemen, om mijn punt te maken.

Het zoeken van zulke verbanden is voor mij een rode draad in mijn leven. Het is de vreugde van de gesprekken in onze satsang, bijvoorbeeld. We praten over de Gita of over de Upanishads, en plotseling opent zich een venster op een andere wereld, andere auteurs, die als het ware hun vinger opsteken. Dit zie ik mezelf doen tot ik bij wijze van spreken geen boek meer kan vasthouden, en zelfs dan moeten er manieren zijn om rondom dat centrale punt van onvermoede krachten en vertes te blijven cirkelen. Je voelt jezelf vaak ontzettend klein worden, want je vindt maar zelden wat je zoekt, het is zaak om je over te geven aan de omstandigheden, aan de schijnbare(?) luimen van het toeval. Als je al een keer iets vindt, is het zelden datgene wat je er in al je waanwijsheid toe bracht op zoek te gaan.

Je moet geduld hebben om de inspiratie die ik bedoel mee te maken, het overkomt je, je  voelt aan dat je daar weinig aan kunt veranderen. Die enkele keer dat het mij overkomt en overkwam, geven me reden om net als de mevrouw en haar laatste boek door te gaan, sterker nog, ze geven mij het gevoel dat door de dichter Paul van Ostaijen onvergetelijk onder woorden werd gebracht:

Ik wil niets weten

Ik wil niet vragen

[…]

Ik wil bloot zijn

en beginnen

Wil je reageren: stuur een mailtje naar info@filosofieenmeditatie.nl

 

Handelen in overeenstemming met je eigen natuur (deel 1)

Welke aspecten van handelen zouden kunnen bijdragen tot innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid, vrede. Dat wil ik, zoals ik in mijn vorige blog schreef, verder onderzoeken. Dus heb ik de eerste vijf hoofdstukken nog een paar keer doorgelezen.

Om te beginnen wil ik stil staan bij het handelen in overeenstemming met je eigen natuur.

In de allereerste blog die ik voor deze site schreef, tipte ik dit thema al heel even aan:

‘Er was in de Bhagavad Gita één woordje dat in het begin al een bijzondere indruk op mij maakte:  ‘svabhava’. In het zevende vers van het tweede hoofdstuk geeft Arjuna aan dat zijn eigen natuur, zijn ‘svabhava’ verduisterd is, waarna hij Krishna vraagt hem te onderrichten en Krishna het onderricht begint dat de rest van de Bhagavad Gita duurt. Letterlijk betekent svabhava ‘zelf wording’. Zelfwording, het worden wie je werkelijk bent. Het sprak mij aan het begin van mijn Gita-studie wellicht vooral aan omdat het iets was wat in mijn jeugd weinig aandacht had gehad.  en waar zelfs Sri Krishna en Arjuna in de Gita zowaar over spraken!

Sri Krishna benadrukt verschillende malen dat de mens zijn eigen natuur (Sanskriet: svabhava) moet volgen en daarmee zijn eigen plicht (svadharma) vervullen.

Hiermee wijst hij op het optimaal gebruiken en ontwikkelen van de vermogens en kwaliteiten die je hebt meegekregen. Blijf vooral authentiek zouden we nu zeggen. Voorts wijst hij er twee maal op dat je niet de plicht van iemand anders moet vervullen. Hij waarschuwt er zelfs voor dat dat ‘vol gevaar’ is (vers 3.35). ‘Plicht’ komt vaak beladen over, als iets wat je helemaal niet wilt, maar je van buitenaf opgelegd wordt. In de context hier staat het voor dat wat jou te doen staat. Het dient zich aan en past heel natuurlijk bij je diepste wezen.

Heel subtiel wordt tussen twee verzen over de eigen natuur 3.33 en 3.35 een vers ingelast dat gaat over begeerte en afkeer: ‘laat niemand onder de heerschappij van deze twee komen, want ze zijn obstakels op de weg’. Zo!  Sri Krishna wijst er heel subtiel op dat het volgen van de eigen natuur voorbij gaat aan wat wij ‘aangenaam’ en ‘niet aangenaam’ vinden. Dat wil niet zeggen dat het daarom niet aangenaam mag zijn, maar essentie van svabhava en svadharma ligt daar voorbij, zit dieper. Ik denk dat in dit verband een citaat uit de Katha Upanishad op zijn plaats is:

Sreya, het goede, is één ding, en volkomen anders, voorwaar, is preya, het aangename. Hoewel zij tot verschillende doeleinden voeren, houden ze beide de mens in de boeien. Het goede overkomt hem die het goede aanvaardt, maar wie het aangename kiest, mist het doel. (I,ii,1)

Uit mijn eigen leven is mijn beroepskeuze hiervan een duidelijk voorbeeld geweest. Na de MULO moest ik een vervolgopleiding kiezen. Ik had eigenlijk geen idee maar had een buurjongen die veel met radio’s knutselde en er alles van wist. Ik had er ook eens een opengemaakt. Zo een met van die  gloeilampen en heel veel meer erin. Als ik daar nou ook verstand van zou hebben. Dat zou toch wel heel knap zijn! Dus ging ik naar de Middelbare Technische School om elektrotechniek te studeren. Dat werd een vijf jarige marteling. Vond de vakken en praktijk verschrikkelijk, maar haalde het uiteindelijk het diploma. Tijdens mijn stages wist ik het zeker: dit ging het voor mij niet worden. Toen moest ik in militaire dienst. Daar hoorde ik van vrienden andere dingen, deed een schriftelijke cursus psychologie en ging een opleiding sociaal werk doen. Vanaf dat moment ging alles haast vanzelf. Alle vakken waren interessant, ik had meteen een betaalde stageplek en heb nooit meer getwijfeld. Ik volgde mijn svadharma. Vanaf dat moment was er een zeker-weten, een diepe blijvende rust, een rust van zeker weten over mij gekomen. Een soort thuiskomen.

De bewegende geest was hier even rustig en er was een soort herkenning van dat wat wel en dat wat niet past. Het is een innerlijke rust, kalmte, vredigheid die ontstaat door het herkennen wat in harmonie met je eigen natuur is. Verbinding kunnen maken met dit diepe weten wordt zo een belangrijk kompas is de lijn van het handelen. Ik hoop dat u dat op de een of andere manier herkent. Het is inmiddels een manier van onderzoeken waar ik mij meer en meer op richt.

Als ik de eerste hoofdstukken van de Gita herlees, herken ik vele aanwijzingen die gegeven worden om dit te bevorderen. Ook over andere zaken die hier bij horen. Zij passen mooi in het onderzoek dat ik begonnen ben: Welke aspecten van handelen zouden kunnen bijdragen tot innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid, vrede.

In mijn volgende blog zal ik hier nog even op doorgaan, onder andere op de waarschuwing die gegeven wordt dat het vervullen van de plicht van een ander vol gevaar is. Een naar mijn idee ook zeer waardevolle aanwijzing.

Graag tot dan.

Wilt u reageren? Stuur dan een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl.