Studie van de Upanishads
De laatste maanden zijn wij binnen de SFM druk bezig te kijken naar de verschillende activiteiten binnen de SFM en in het bijzonder naar het curriculum dat wij aanbieden. Dit curriculum staat bekend als de ‘Leerweg’. Het wordt steeds duidelijker dat het curriculum op twee verschillende manieren wordt gebruikt en wordt beleefd. Aan de ene kant is het een ontwikkeltraject waar de bestudering van de werking van de geest en de ‘grote spirituele wetten’ centraal staan die je heel goed kunt gebruiken in je dagelijks leven, maar wel de nodige oefening en inspanning vragen om ze praktisch te kunnen toepassen. Daarnaast zijn er deelnemers aan de bijeenkomsten/studies die komen voor een stukje voeding en ‘herinnering’, maar die om tal van redenen beperkte tijd in de Leerweg kunnen steken. Op zich is dit prima, maar voor bepaalde studies is het noodzakelijk om ook langer met elkaar te mogen werken.
Dit geldt m.n. voor het deel dan de Leerweg dat begint met de studie van de Upanishads. Het is het begin van het tweede deel en de studie van de Upanishads is juist zo interessant omdat het een studie is om ‘voorbij de woorden te kunnen komen’. Wat wordt bedoeld met ‘voorbij de woorden te komen’? Hierover zijn mij de laatste tijd veel vragen gesteld en ik zal proberen het te verduidelijken. Ik weet niet of een blog als deze het meest geschikte medium is, maar we kunnen het altijd proberen.
Normaal gesproken proberen wij woorden te begrijpen. Wij zijn op zoek naar de betekenis van woorden en daarom moeten de woorden ook ‘logisch’ en rationeel te begrijpen zijn. Daarnaast kunnen woorden gebruikt worden als beeldspraak. Het gaat hierbij niet om de letterlijke betekenis, maar om een bepaald beeld, gevoel of indruk die de woorden oproepen; kortom de woorden worden gebruikt als metafoor. Daarnaast kunnen woorden gebruikt worden om ‘contact te maken’. Hierbij gaat het niet primair om de betekenis, noch zijn de woorden als metafoor belangrijk; het gaat hierbij primair om het contact en de verbinding tussen twee mensen; je voelt als het ware de andere aan.
Daarnaast is er nog een ander niveau van taal: het mantra systeem. Dit taalsysteem is niet iets exclusiefs voor de yoga-, taoïstische of boeddhistische systemen, maar is iets dat wij dagelijks gebruiken. Het is het ‘laden van de woorden met betekenis’. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘mamma’. Het gaat hierbij niet om onze biologische moeder, maar om de binding, ervaring en het gevoel dat wij hebben bij onze moeder. Mijn ‘mamma’ is iets heel anders dan jouw ‘mamma’. We gebruiken hetzelfde woord, maar voelen er mogelijk iets heel anders bij.
We kunnen hier nog veel dieper op ingaan, maar laten wij terugkeren tot de studie van de Upanishads. De Upanishads zijn oude Indiase geschriften die gelinkt zijn met de oeroude Veda’s. Zij zijn als het ware een getuigenis van de kennis van de Veda’s en lang niet gemakkelijk te lezen en te begrijpen. Eerlijk gezegd zijn zij niet bedoeld om te worden begrepen. Om de Upanishads te bestuderen moeten wij onszelf bestuderen en om jezelf te kunnen bestuderen zijn een paar randvoorwaarden noodzakelijk. Ten eerste moet je geest stil kunnen worden. Inzicht in hoe de geest werkt en concentratie en meditatieoefeningen zijn hierbij een groot hulpmiddel. Ten tweede moet de geest leren te ‘spiegelen’ of te reflecteren. Het is een techniek die het mogelijk maakt om, in stilte, maar ook tijdens de handelingen gedurende de dag, een vraag, een woord, een beeld of een probleem, met je mee te dragen en er op te ‘dobberen’, te drijven zoals een bootje op het water drijft. Tijdens dit ‘dobberen’ ontstaat er een spiegeling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’. Hier gelden de woorden van de soefi mysticus Rumi:
‘Woorden te over,
Maar boekentaal
Verbleekt bij ervaring en inzicht’.
Dit tweede aspect brengt ook de meditatie naar de activiteiten van het dagelijks leven. Het integreert de meditatieve houding als het ware in iedere handeling die je doet. De Zenmeesters Dogen en Hakuin legden veel nadruk op dit aspect van de meditatie. Hier is een uitspraak van meester Dogen die ik al eerder gebruikt heb in blog, maar die heel geschikt is om te ‘voelen’ wat bedoeld wordt met dit ‘dobberen’ of spiegelen:
‘Er op uitgaan en alle dingen bevestigen met het eigen zelf is misleiding; wanneer alle dingen naar voren komen en we door hen bevestigd worden is dat verlichting’.
Volgende week zal ik een praktisch voorbeeld proberen uit te werken. Ik neem hiervoor een behoorlijk ingewikkeld stukje uit de Bhagavad Gita dat aanleiding heeft gegeven tot veel commentaren van grote kenners van de Gita, maar je moet voorbij het ‘begrijpen’ komen om er werkelijk verbinding mee te kunnen maken. Je kunt het voor je zelf al vast even proberen. Hier zijn de verzen uit het 18e en laatste hoofdstuk van de Bhagavad Gita:
O Pârtha, standvastigheid die altijd rust in yoga, waardoor de functies van de geest, van de levensadem en van de zintuigen worden beheerst, is sattvisch.
O Pârtha, standvastigheid waarmee men vasthoudt aan dharma, vreugde en rijkdom, waarbij men het resultaat telkens opeist, is rajasisch.
O Pârtha, standvastigheid waarmee een onwetend mens zich vasthoudt aan slaap, angst, verdriet, depressie en bedwelming, is tamasisch.
(Bhagavad Gita XVII: 33-35)
Mocht je willen reageren op deze blog, stuur dan een mailtje.
Auteur: Mehdi Jiwa