Waar gaat de Bhagavad Gita over? (Deel 2)
Dit is de tweede blog over de vraag waar de Gita over gaat. Was de vorige blog geschreven naar aanleiding van het eerste en het laatste woord van de gehele tekst van de Gita, nu zullen we ons richten op het stukje tekst waar ieder hoofdstuk mee afsluit, de colofon, zoals dat genoemd wordt. Tenminste, als het in de vertaling is opgenomen. Sommige vertalers doen dat niet omdat deze stukjes, waarin ook de titels van de hoofdstukken worden benoemd, later aan de oorspronkelijke tekst zijn toegevoegd. Jammer, want hoewel ze later zijn toegevoegd, is het prachtig gedaan.
De colofon aan het einde van elk hoofdstuk luidt telkens in de meest volledige vorm:
AUM TAT SAT
Aldus eindigt in de Upanishaden van de prachtige Bhagavad Gita, de wetenschap van het eeuwige Brahman, het heilige boek van yoga, de samenspraak tussen Krishna en Arjuna, het …e
hoofdstuk, genaamd … ( deze titels verschillen natuurlijk per hoofdstuk).
Hier wordt de inhoud, de boodschap, de strekking van het werk op een haast mysterieuze wijze aangeduid.
AUM TAT SAT: Dit is een uitspraak, een mantra als het ware, die traditioneel voorafgaat aan deze tekst en die bij een spirituele activiteit in het algemeen wordt uitgesproken. Hij bestaat uit drie woorden met elk een diepgaande betekenis. Kort en bondig staat hier ‘Alleen Brahman is werkelijk’ Brahman duidt op het Absolute, God de Schepper, de Opperste Geest (Aan het einde van het zeventiende hoofdstuk spreekt Shri Krishna over deze uitspraak).
In de Upanishaden van de prachtige Bhagavad Gita:
De Upanishaden kunnen we aanduiden als Indiase ‘wijsheidsboeken’ met meditatieve teksten (In het tweede deel van de ‘Leerweg’ van de Stichting Filosofie en Meditatie komen er hier enkele van aan de orde).
Van de Upanishaden wordt gezegd dat ze aspecten van de Vedas, de oudste spirituele verhandelingen die de mens tegenwoordig nog kent, uitwerken. Als ik het in mijn eigen woorden probeer te omschrijven zijn het geen teksten waarin even wordt uitgelegd hoe het zit. Zo van: aha, opslaan en doorgaan. Het zijn teksten die een diepere betekenis hebben dan in eerste instantie lijkt. Die betekenis onthult zich geleidelijk aan, na het overwegen, het rusten op, het laten bezinken van de tekst. Ze doen geen beroep op het rationele deel van de geest maar op de diepere lagen van het aanvoelen en inzicht. De een zegt dat de Gita een samenvatting van deze werken is, de ander dat hiermee de lading van dit werk aangeduid wordt en dat ieder hoofdstuk als een Upanishad gezien kan worden. Of het als een samenvatting gezien kan worden kan ik niet zeggen. Daarvoor is mijn kennis van deze werken niet volledig genoeg. Dat de lading van de hoofdstukken een soortgelijke inhoud hebben als die van de Upanishads, spreekt mij aan.
De wetenschap van het eeuwige Brahman. Brahma- vidya in het Sanskriet. Hiermee wordt aangegeven dat de Gita uiteindelijk alle wijsheid in Brahman, het Absolute, God de Schepper, de Opperste Geest bevat en verschaft.
Het heilige boek van yoga. Hier in het Westen kennen wij yoga veelal als een stelsel van lichaamshoudingen en oefeningen. Het begrip yoga omvat echter veel meer dan dat. Het staat voor verbinding met ons eigen zelf, ons diepste wezen, het leren kennen van Brahman en daar uiteindelijk één mee worden. Daarvoor worden in de Gita verschillende vormen van yoga aangereikt: de karma yoga, de yoga van handeling, de yoga van kennis, die van meditatie, toewijding etc.
De samenspraak van Krishna en Arjuna.
De essentie van de colofons komt misschien wel in de samenspraak naar voren.
Ik zou het volgende zelf niet goed kunnen verwoorden, maar laat dat over aan de door mij zeer hoog geachte Swami Krishnananda van de Divine Life Society in Rishikesh, India:
“Het was niet de historische Krishna die tot Arjuna sprak (…) God sprak tot de mens, niet Krishna tot Arjuna. Het Universele sprak tot het afzonderlijke. Het Al-omvattende begon woorden van wijsheid te spreken tot dat wat geplaatst is in ruimte en tijd. Menselijkheid stond oog in oog met het Absolute. Met dit begrip als achtergrond, zullen we ons het belang van dit geschrift kunnen realiseren.”[1]
Zo schetst de colofon aan het einde van elk hoofdstuk op mysterieuze wijze de peilloze potentie van wat de Bhagavad Gita te bieden heeft. Dat komt wellicht wat ongemakkelijk over maar houdt tevens een grote belofte in. Zo wijst de Gita zelfs ergens aan “Ik zal je deze kennis (jnâna) en hoe je die kunt ervaren (vijnâna) volledig onderwijzen. Als je dit eenmaal weet, valt er niets meer te kennen.”
Te beginnen met het onderzoeken van onze dagelijkse activiteiten, de eigen natuur, svabhava uit de vorige blog, stap voor stap, belooft de Gita, leidt ik je, naar het hoogste inzicht.
Het bijzondere hiervan is dat we als het ware een flauw vermoeden van een mysterie krijgen of het lijken te benaderen maar wellicht nooit kunnen zeggen dat we het kennen. Daar is het een mysterie voor. Te groot voor onze geest.
Een diepe buiging voor Dat.
Hans Nijs
Vragen of opmerkingen? Stuur mij gerust een mailtje: fam.nijs@quicknet.nl
[1] Swami Krishnananda, The Gospel of the Bhagavad Gita, blz. 3.