Filosofie als fundament

Velen zien filosofie als een weinig praktische hobby: oude mannen die onder het genot van een sigaar en een glas whisky bediscussiëren tot welk -isme een bepaald standpunt behoort. Leuk, maar de schoorsteen moet ook roken.

Veel van de besproken filosofen hebben echter één ding gemeen: ze zijn naar de diepten van hun wezen afgedaald om daar te zoeken naar datgene wat voor hun niet-onderhandelbaar was, datgene waar ze écht voor stonden. De letterlijke betekenis van filosofie is  liefde voor wijsheid, en dát is wat zij hadden. Door die liefde waren ze bereid om zichzelf diepgaand te onderzoeken, wat ze daarbij ook zouden tegenkomen.

Onder de drukte van alledag, de meningen die je daarover hebt, de emoties die je ervaart en de overtuigingen die deze meningen en emoties voeden, heb ook jij een filosofie. Iets wat écht bij jou past, iets waarvan je voelt dat het waar is en wat je dolgraag in de wereld zou willen zetten. Die filosofie is jouw fundament, daar rust je op.

Als je daar regelmatig contact mee zou maken zou je leven direct veel mooier worden. Je zou meer vervulling en zingeving in het leven ervaren en meer kracht en energie hebben. Je zou echt van betekenis zijn in de wereld, omdat je precies doet waar je voor bedoeld bent.
In de retraite ‘Wat houdt je tegen om een stralend mens te zijn?’ reizen we laag voor laag naar de diepte van jouw wezen zodat je kunt ontdekken wat jouw filosofie is.

Interesse? Kijk dan op hier voor meer informatie.

Handelen in overeenstemming met je eigen natuur (2)

Sri Krishna geeft aan dat het gevaarlijk is om  van de plicht van een ander te doen. Het vijfendertigste vers van het derde hoofdstuk luidt:

‘Het is beter om je eigen plicht (svadharma) te doen, hoe gebrekkig dan ook, dan de plicht van een ander uit te voeren, hoe goed men dat ook kan. Het is beter om tijdens het uitvoeren van je eigen plicht te sterven, want de plicht van een ander is vol gevaar.’

Arjuna wilde, nadat hij zich vanaf zijn jeugd op deze strijd had voorbereid, het strijdveld verlaten om verder als bedelaar door het leven te gaan.

Van moeilijkheden kunnen we in het algemeen zeggen dat ze er zijn om opgelost te worden. Op de eerste plaats door onszelf. Zij dienen zich aan en daar staan wij dan. Al dan niet voorbereid. Met alles wat ons ter beschikking staat: onze kennis, ervaringen, vindingrijkheid, creativiteit, fysieke en geestelijke vermogens. Een moeilijkheid is een mogelijkheid deze in te zetten, ze waar mogelijk uit te breiden en erin te groeien. Als we er met een grote bocht omheen gaan, gaat deze mogelijkheid aan ons voorbij.

Dat bedoelt Sri Krishna denk ik te zeggen als hij Arjuna aanspoort zijn plicht te doen, en als krijger de strijd met demonische krachten aan te gaan.

Ik leerde als kind, tiener geen eigen keuzes te maken en daar verantwoording voor te nemen. Die mogelijkheid eiste ik ook niet op. Dus deed ik wat dat betreft geen kennis en ervaring op die later goed van pas kon komen.

In plaats daarvan leerde ik om als het ware ‘de plicht van een ander te doen’: de problemen van een ander op te lossen door die ander leidend te laten zijn in wat ik wel of niet deed. Dat is, heb ik ervaren, inderdaad gevaarlijk. Daarbij sloeg ik iets wezenlijks in mijzelf over. Daardoor ontstaat schade in de eigen ontwikkeling, in het vertrouwen in ons zelf. Dat is een lastige basis om de wereld in te stappen. Gelukkig heb ik daarna en tot op heden vele herkansingen gekregen. De filosofie en meditatie en zeker de Bhagavad Gita zijn mij hierbij tot grote steun.

De plicht van een ander doen. Hier gelden ook situaties als doen wat anderen zeggen of waarvan wij denken dat zij dat willen, waar we waardering voor krijgen, zonder te checken of dat voor ons goed voelt en past bij onze diepe ware natuur. Het leert ons af onze eigen lijn te leren kennen en te volgen. Reclames spelen hier graag op in.

Zelf schrok ik toen ik  van het begrip ‘achterbank-generatie’ hoorde: kinderen die door hun ouders overal met de auto heen gebracht en van gehaald worden. Het staat voor overbeschermde kinderen en daardoor in zeker opzichte verzwakt. Ik meende er alleen maar goed aan te doen door ze als het even kon te halen en brengen, vooral met slecht weer. Dit was zeker aangenaam voor mij als voor hen, maar ook altijd goed?

Het kan zijn dat in een bepaalde fase het ene aspect of het andere meer aandacht vraagt, maar het begrip ‘eigen natuur’ draagt m.i. ook een risico in zich. Namelijk het ons louter focussen op dat wat bij ons past en de rest niet. Op ons svadharma, onze zelf-wording. Dit is belangrijk, maar het mag niet tot een ‘ikke-ikke en de rest kan stikke’ leiden. Ook Krishna hield Arjuna daaraan. Naast dat het belangrijk is je eigen svadharma te volgen, geeft hij ook regelmatig, soms meteen daarna aan dat we moeten handelen met het welzijn van de wereld, van alle schepselen voor ogen.

Er zitten nog veel meer aspecten aan deze ‘eigen natuur’ maar dan zou ik nog verder afdwalen van mijn thema waar ik mee begon:

Stel dat wij yoga nu in deze context eens opvatten als het in verbinding te willen komen met de kwaliteit die omschreven kan worden als innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid en vrede. Door te doen, te handelen.

Ik hoop dat ik hier, ook voor u, herkenbare aspecten heb beschreven die in ons handelen, ons doen en laten, de rust, kalmte, gelijkmoedigheid en vrede kunnen bevorderen of juist verstoren.

De volgende twee uitspraken passen hier mijn inziens mooi bij:

  • ‘wees trouw aan je eigen zelf’

(de titel van een boek van Swami Krishnananda, ‘To thine own zelf be true’)

en:

  • ‘In de wereld, maar niet van de wereld’.

In mijn volgende blog zal ik stil staan bij een ander aspect van de karma-yoga, en hoe dit een rol kan spelen bij ‘het niet gehecht zijn aan handeling op zich en/of de resultaten ervan’.

Tot dan.

Wilt u reageren op deze blog? Dat kan met een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl

Gemeenschappelijke bron

Hoop doet leven. De diagnose van een zware ziekte is een flinke domper, maar op een goed moment merk je ook dat je leven tot rust komt. Om op dat punt te komen, met naar alle waarschijnlijkheid nog een flinke weg te gaan, heb ik hoop nodig. Niet om beter te worden, maar dat je – zeg maar – niet op een dood spoor zit in de goede jaren. Dat laatste zullen we nooit zeker weten, maar ik – lezer die ik ben – hoop een voorbeeld te nemen aan de me­vrouw die een dag of tien voordat ze werd ge-euthanaseerd nog een boek bestelde bij de plaatselijke boekhandel, en zeer teleurgesteld was toen bleek dat het niet op voorraad was. De boekhandelaar heeft stand en land afgebeld, en was in staat om het boek bijtijds te bezorgen, en mevrouw (zo bleek) had het nog voor ze stierf gelezen.

Er is altijd nog wat te ontdekken, er zijn altijd bronnen van inspiratie. Een van de rijkste bronnen van hoop is de door veel auteurs geformuleerde overtuiging dat we als mensen onze krachten onderschatten. Jung schreef in zijn autobiografie Herinneringen, dromen, gedachten dat wij maar een klein percentage van ons brein gebruiken. De Spaanse regisseur Luis Bunuel zei: als de mens leert kijken, vliegt de wereld in brand. En in een bundel met essays over de middeleeuwse monnik Meister Eckhart kwam ik tegen dat er een kruispunt bestaat tussen het minuscule nu dat we met pijn en moeite isoleren ergens tussen het verleden en de toekomst en het “eeuwige nu” dat voor ons vrijwel onzichtbaar blijft, buiten de ervaring blijft. Eckhart laat in zijn preken verschillende malen zien wat er nodig is om dat kruispunt te vinden, vanwaar we dat “eeuwige nu” bij de genade van – tja, wat zullen we hier voor term gebruiken? – mogen integreren in het leven van alledag. Momenten van zeldzame inspiratie. Al is het maar voor even.

Zonder dat ik me uit wil spreken over het waarheidsgehalte van de opmerkingen van Jung, Bunuel en Eckhart, wil ik even stilstaan bij het effect dat ze hebben op mij. Ze geven me hoop, omdat ze uit zulke verschillende hoeken komen, uit zulke totaal verschillende culturen. Iedere keer als ik dit soort dwarsverbindingen tegenkom, word ik blij. Iedere keer is het alsof je een teken krijgt uit – wellicht – de gemeenschappelijke bron van onze zo uiteenlopende wereldbeschouwingen. Hetzelfde geldt bij de onmiskenbare gelijkenissen tussen volksverhalen, mythes en sprookjes die in alle uithoeken van de wereld worden verteld. In Indonesië bestaat een verhaal uit een onzegbaar ver verleden, over een prins die geen enkele belangstelling had voor een huwelijk, zeer tot wanhoop van zijn ouders. Tijdens een jachtpartij met vrienden, als ze pauzeren voor de maaltijd, verandert de prins tot hun grote schrik in een monsterachtige draak als hij met smaak een levensgroot ei oppeuzelt dat ze hadden gevonden in het struikgewas. Een kluizenaar wordt geraadpleegd en die vertelt de jongemannen dat de prins vervloekt is: pas wanneer er een meisje komt die hem kan liefhebben in zijn monsterachtige staat, zal hij zijn oorspronkelijke gedaante terugkrijgen. Ik hoef niet eens te vermelden dat dit verhaal goed afloopt, net zoals ik de titel van dat wereldberoemde en zo op die geschiedenis uit Indonesië lijkende verhaal uit het Frankrijk van de achttiende eeuw niet hoef te noemen, om mijn punt te maken.

Het zoeken van zulke verbanden is voor mij een rode draad in mijn leven. Het is de vreugde van de gesprekken in onze satsang, bijvoorbeeld. We praten over de Gita of over de Upanishads, en plotseling opent zich een venster op een andere wereld, andere auteurs, die als het ware hun vinger opsteken. Dit zie ik mezelf doen tot ik bij wijze van spreken geen boek meer kan vasthouden, en zelfs dan moeten er manieren zijn om rondom dat centrale punt van onvermoede krachten en vertes te blijven cirkelen. Je voelt jezelf vaak ontzettend klein worden, want je vindt maar zelden wat je zoekt, het is zaak om je over te geven aan de omstandigheden, aan de schijnbare(?) luimen van het toeval. Als je al een keer iets vindt, is het zelden datgene wat je er in al je waanwijsheid toe bracht op zoek te gaan.

Je moet geduld hebben om de inspiratie die ik bedoel mee te maken, het overkomt je, je  voelt aan dat je daar weinig aan kunt veranderen. Die enkele keer dat het mij overkomt en overkwam, geven me reden om net als de mevrouw en haar laatste boek door te gaan, sterker nog, ze geven mij het gevoel dat door de dichter Paul van Ostaijen onvergetelijk onder woorden werd gebracht:

Ik wil niets weten

Ik wil niet vragen

[…]

Ik wil bloot zijn

en beginnen

Wil je reageren: stuur een mailtje naar info@filosofieenmeditatie.nl

 

Handelen in overeenstemming met je eigen natuur (deel 1)

Welke aspecten van handelen zouden kunnen bijdragen tot innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid, vrede. Dat wil ik, zoals ik in mijn vorige blog schreef, verder onderzoeken. Dus heb ik de eerste vijf hoofdstukken nog een paar keer doorgelezen.

Om te beginnen wil ik stil staan bij het handelen in overeenstemming met je eigen natuur.

In de allereerste blog die ik voor deze site schreef, tipte ik dit thema al heel even aan:

‘Er was in de Bhagavad Gita één woordje dat in het begin al een bijzondere indruk op mij maakte:  ‘svabhava’. In het zevende vers van het tweede hoofdstuk geeft Arjuna aan dat zijn eigen natuur, zijn ‘svabhava’ verduisterd is, waarna hij Krishna vraagt hem te onderrichten en Krishna het onderricht begint dat de rest van de Bhagavad Gita duurt. Letterlijk betekent svabhava ‘zelf wording’. Zelfwording, het worden wie je werkelijk bent. Het sprak mij aan het begin van mijn Gita-studie wellicht vooral aan omdat het iets was wat in mijn jeugd weinig aandacht had gehad.  en waar zelfs Sri Krishna en Arjuna in de Gita zowaar over spraken!

Sri Krishna benadrukt verschillende malen dat de mens zijn eigen natuur (Sanskriet: svabhava) moet volgen en daarmee zijn eigen plicht (svadharma) vervullen.

Hiermee wijst hij op het optimaal gebruiken en ontwikkelen van de vermogens en kwaliteiten die je hebt meegekregen. Blijf vooral authentiek zouden we nu zeggen. Voorts wijst hij er twee maal op dat je niet de plicht van iemand anders moet vervullen. Hij waarschuwt er zelfs voor dat dat ‘vol gevaar’ is (vers 3.35). ‘Plicht’ komt vaak beladen over, als iets wat je helemaal niet wilt, maar je van buitenaf opgelegd wordt. In de context hier staat het voor dat wat jou te doen staat. Het dient zich aan en past heel natuurlijk bij je diepste wezen.

Heel subtiel wordt tussen twee verzen over de eigen natuur 3.33 en 3.35 een vers ingelast dat gaat over begeerte en afkeer: ‘laat niemand onder de heerschappij van deze twee komen, want ze zijn obstakels op de weg’. Zo!  Sri Krishna wijst er heel subtiel op dat het volgen van de eigen natuur voorbij gaat aan wat wij ‘aangenaam’ en ‘niet aangenaam’ vinden. Dat wil niet zeggen dat het daarom niet aangenaam mag zijn, maar essentie van svabhava en svadharma ligt daar voorbij, zit dieper. Ik denk dat in dit verband een citaat uit de Katha Upanishad op zijn plaats is:

Sreya, het goede, is één ding, en volkomen anders, voorwaar, is preya, het aangename. Hoewel zij tot verschillende doeleinden voeren, houden ze beide de mens in de boeien. Het goede overkomt hem die het goede aanvaardt, maar wie het aangename kiest, mist het doel. (I,ii,1)

Uit mijn eigen leven is mijn beroepskeuze hiervan een duidelijk voorbeeld geweest. Na de MULO moest ik een vervolgopleiding kiezen. Ik had eigenlijk geen idee maar had een buurjongen die veel met radio’s knutselde en er alles van wist. Ik had er ook eens een opengemaakt. Zo een met van die  gloeilampen en heel veel meer erin. Als ik daar nou ook verstand van zou hebben. Dat zou toch wel heel knap zijn! Dus ging ik naar de Middelbare Technische School om elektrotechniek te studeren. Dat werd een vijf jarige marteling. Vond de vakken en praktijk verschrikkelijk, maar haalde het uiteindelijk het diploma. Tijdens mijn stages wist ik het zeker: dit ging het voor mij niet worden. Toen moest ik in militaire dienst. Daar hoorde ik van vrienden andere dingen, deed een schriftelijke cursus psychologie en ging een opleiding sociaal werk doen. Vanaf dat moment ging alles haast vanzelf. Alle vakken waren interessant, ik had meteen een betaalde stageplek en heb nooit meer getwijfeld. Ik volgde mijn svadharma. Vanaf dat moment was er een zeker-weten, een diepe blijvende rust, een rust van zeker weten over mij gekomen. Een soort thuiskomen.

De bewegende geest was hier even rustig en er was een soort herkenning van dat wat wel en dat wat niet past. Het is een innerlijke rust, kalmte, vredigheid die ontstaat door het herkennen wat in harmonie met je eigen natuur is. Verbinding kunnen maken met dit diepe weten wordt zo een belangrijk kompas is de lijn van het handelen. Ik hoop dat u dat op de een of andere manier herkent. Het is inmiddels een manier van onderzoeken waar ik mij meer en meer op richt.

Als ik de eerste hoofdstukken van de Gita herlees, herken ik vele aanwijzingen die gegeven worden om dit te bevorderen. Ook over andere zaken die hier bij horen. Zij passen mooi in het onderzoek dat ik begonnen ben: Welke aspecten van handelen zouden kunnen bijdragen tot innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid, vrede.

In mijn volgende blog zal ik hier nog even op doorgaan, onder andere op de waarschuwing die gegeven wordt dat het vervullen van de plicht van een ander vol gevaar is. Een naar mijn idee ook zeer waardevolle aanwijzing.

Graag tot dan.

Wilt u reageren? Stuur dan een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl.

Innerlijke rust en handelen

In mijn vorige blog stonden we stil bij twee bijzondere verzen in de Bhagavad Gita:

Vers 6.3:

Voor de wijze (muni) die verlangt op te gaan in yoga is handeling het middel; voor hem die yoga bereikt heeft, is innerlijke rust (sama) het middel, zo wordt gezegd. (vers 6.3)

Als een mens alle gedachten en wensen heeft opgegeven en niet gehecht is aan zintuiglijke objecten en handelingen, wordt er gezegd dat hij yoga heeft bereikt. (vers 6.4)

Deze verzen blijven mij danig bezighouden. Laten we de tekst goed tot ons door laten dringen.

Om op te gaan in yoga is handelen het middel, staat er. Daarna, als je yoga bereikt hebt, wordt innerlijke rust het middel. Iemand die yoga bereikt heeft, kan dus over innerlijke rust beschikken. Door handelen. Want dat was het middel om op te gaan in yoga.

Omdat mij zoals ik al eerder aangaf er veel aan gelegen is om over een innerlijke rust te kunnen beschikken, en dan als het even kan in alle omstandigheden, maakt de handeling zoals dat hier als middel in de eerste fase bedoeld wordt, mij bijzonder nieuwsgierig.

En eigenlijk is dat wel vreemd. Vreemd omdat ik mij al een aardige tijd tijdens studiebijeenkomsten bezig heb gehouden met tal van aspecten van de karma yoga, de yoga van handeling: dat er zoveel aspecten aan handelen zitten, dat het theorie aan praktijk koppelt, dat het je een spiegel voorhoudt met betrekking tot hoe je in het leven staat, waar allemaal aan gewerkt kan worden omdat het best nog wat verfijning kan gebruiken, etc. etc.

Pas toen ik mij afgelopen zomer in Brognon op het begin van hoofdstuk zes uit de Gita ging richten, kwam het aspect van de innerlijke rust weer naar boven.

Maar hoe zat het met die innerlijke rust in de karma yoga? Heb ik in de eerdere hoofdstukken, in de uiteenzetting van de karma yoga iets gemist? Blijkbaar.

Goed, dan ga ik dat nog eens dunnetjes overdoen.

Karma is handeling, handeling in de ruimste zin van het woord: niet alleen fysieke handelingen maar ook die van spraak en geest, bewust en onbewust en yoga is, zoals al eerder vermeld: in verbinding willen komen met … met het hoogste, het mooiste dat wij ons voor kunnen stellen.

Stel dat wij yoga nu in deze context eens opvatten als het in verbinding te willen komen met de kwaliteit die omschreven kan worden als innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid en vrede. Door te doen, te handelen. Laten we eens kijken hoe ver we komen.

Ik zal beginnen met in het kort iets over de Karma Yoga in de Gita te vertellen.

Het derde hoofdstuk van de Gita heeft als titel ‘De Yoga van handeling, karma yoga’. Dit wil niet zeggen dat dit thema zich tot dit hoofdstuk beperkt. Zoals we vast nog zullen zien loopt dit thema als een rode draad door het hele onderricht van Sri Krishna. Misschien dat er vier aspecten de kern van de Karma Yoga bevatten: (1) handel in overeenstemming met je eigen natuur, (2) het niet gehecht zijn aan handeling op zich en/of de resultaten ervan, (3) het offeren van alle handelingen aan het allerhoogste en (4) het zichzelf niet zien als de doener. Dit zijn onderwerpen waar Sri Krishna in het derde hoofdstuk over spreekt. Een ander punt is nog de innerlijke houding. Maar ook daar kom ik graag nog op terug.

In mijn volgende blogs wil ik de verschillende aspecten opnieuw tegen het licht houden, maar dan met de focus op het aspect middel tot innerlijke rust.

Zin om een paar blogjes hierover mee te reizen?

U bent van harte uitgenodigd.

Ik wens u fijne feestdagen, met af en toe momenten van innerlijke vrede!

Wilt u reageren? Stuur dan een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl

“Worstelen” met de Diamant Sutra

Tijdens de studiedag meditatie en pijnverwerking, afgelopen voorjaar op de Cynham, werd ik flink geraakt door herinneringen uit een pijnlijk verleden die ik bewust of onbewust ver weg had gestopt. Maar het is belangrijk te zien dat deze herinneringen mijn leven nu nog steeds beïnvloeden. Ik voelde de noodzaak om op zijn minst te gaan proberen een deel van mijn “pijn” te gaan loslaten en/of te transformeren. Om dit te bewerkstelligen heb ik de Diamant Sutra gekozen met als intentie te proberen een andere visie of invalshoek te krijgen op mijn binding met het verleden. Geen makkelijke op-dracht.

De Diamant Sutra is voor mij de eerste tekst die ik zo intensief bestudeer, hij kwam op mijn pad en ik voelde mij er toe aangetrokken omdat ook de studie van het Boeddhisme in de leerweg in mij resoneerde. Niet wetende dat ik voor een allereerste tekst wel een erg moeilijke tekst koos. Misschien ook prima. Niet gehinderd door kennis, open en nieuwsgierig betrad ik het pad van de Diamant Sutra. Ik had wel een kleine verwachting of eerder een hoop dat ik een stukje van mijn lijden, lees pijn en verdriet, los zou kunnen laten.

De uitspraak “alle begin is moeilijk” is ook hier van toepassing. In het begin moest ik erg wennen aan de manier van spreken in de tekst. Steeds die herhalingen lieten mij mijn ongeduld zien. Na de tekst gelezen te hebben volgde het maken van een samenvatting en pas hier werd ik als het ware gedwongen om de tekst toch op zijn minst een beetje te begrijpen. Er wordt veel gebruik gemaakt van beeldspraak en ik worstel toch nog steeds een beetje met de vertaling hiervan. Soms is het snel duidelijk en andere keren helemaal niet. Maar het blijft hoe dan ook mijn eigen interpretatie en of die nu altijd even behulpzaam is voor het volledig opnemen van de tekst is de vraag. Het was dan ook wel fijn om toch af en toe te kunnen sparren met iemand anders, Mehdi in mijn geval.

Een grotere drempel was voor mij toch wel dat er voor mijn gevoel gesteld wordt dat alles wat je ervaart en denkt te zijn een illusie en niet echt is. Een gevoel van opstandigheid en ongeloof neemt dan even de overhand: “het kan gewoon niet waar zijn dat ik (ego) niet echt besta”. Hier moest ik toch wel even over nadenken, wat bedoelt Boeddha toch eigenlijk? Ik moet zeggen dat dit stukje niet echt behulpzaam was om de depressieve gevoelens die mij aan het plagen waren te beteugelen. Ik voelde me al niet zoveel waard en nu gaat Boeddha ook nog eens zeggen dat ik (ego) een illusie ben, ik besta niet eens….! Mijn depressieve gevoelens namen gedurende de zomer toe en mijn intentie de tekst te willen bestuderen veranderde daardoor.
Ik ging de studie als afleiding gebruiken en merkte dat het mij even een escape gaf als ik 100% van mijn aandacht inzette op de studie, er dan geen ruimte meer over was voor welk ander gevoel dan ook. Al snel bleek dat deze snelheid (en deze intentie) van studeren (voor mij) niet erg heilzaam was. Ik moest stoppen met studeren: te moe, te somber, geen concentratievermogen en geheugen meer, even pauze dus.

De tekst heeft een paar weken stof liggen happen voordat ik hem toch weer ging oppakken en het studeren ging daarna een stuk beter. Ofwel heb je tijdens de studie van een tekst een “vastloper”, kom je even niet verder, leg de tekst dan voor een periode even weg en kijk er later weer eens naar. Jezelf blijven pushen om de tekst NU te begrijpen heeft geen zin. Dit werkt bij dit soort studies niet. Soms moet een tekst gewoon even rijpen en hoe lang dat duurt kan niemand je vertellen.

Een andere manier van kijken naar de Diamant Sutra kan zijn het proberen te vinden van de mantra’s die erin verstopt zitten, je kijkt dan anders naar de tekst en dat kan behulpzaam zijn om toch ineens de tekst in een ander daglicht te zien. Tijdens het intensief bezig zijn met deze tekst is het toch een vreemde gewaarwording om te merken dat het “studeren” doorgaat tijdens je slaap en je ineens wakker word met een soort inzicht van “Oooo, dat bedoelde hij te zeggen!”. Zo werd ik ook eens wakker en mijn eerste gedachte was: daag jezelf eens uit door deze (gehele) sutra in één woord samen te vatten. Daarna volgde de uitdaging om elk hoofdstuk (het zijn er 32) in één woord samen te vatten. Een hele klus, maar leuk om te doen. Zo te worstelen met de tekst, steeds weer op een andere manier benaderen, en langzaam ontvouwt zich dan de Diamant Sutra.

Voor mij persoonlijk is het lastig om nu de volgende stap te kunnen nemen: het voelen van de sutra. Eens zal het me gaan lukken om het rationele denken aan te kunnen vullen met het voelen van een tekst en ik hoop dat mijn blokkade langzaam zal afnemen.

Lieve groet Alexandra Baas
vragen, opmerkingen en reacties worden gewaardeerd.
a.y.baas@online.nl

Nieuwsgierig geworden naar de Diamant Sutra? Kom dan op 1 februari naar de studiedag: Inleiding tot de Diamant Sutra of kom naar Brognon voor de studieweek met als thema de Diamant Sutra (16-22 aug).

Een boeiend vers in de Bhagavad Gita

Zoals ik in mijn vorige blog aangaf, is het derde vers van het zesde hoofdstuk van de Bhagavad Gita een heel interessante:

Vers 6.3:

Voor de wijze (muni) die verlangt op te gaan in yoga is handeling het middel; voor hem die yoga bereikt heeft, is innerlijke rust (sama) het middel, zo wordt gezegd.

In dit vers geeft Sri Krishna een heleboel opmerkelijke aanwijzingen.

Op de eerste plaats de omschrijving van een wijze, van een muni zoals die in de oorspronkelijke taal, het Sanskriet hier wordt aangeduid. Een muni is een wijze in een hoedanigheid van stille contemplatie. Die wordt hier omschreven als iemand die er naar verlangt op te gaan in yoga. En yoga staat hier voor de vereniging met …, ja met wat? Het zou het hoogste ideaal kunnen zijn dat wij ons kunnen voorstellen. Of iets als ons diepste innerlijk. God? Misschien heeft u net als ikzelf altijd het idee gehad dat iemand die een hele weg afgelegd heeft en het doel bereik heeft dan eindelijk echt wijs geworden is.

Hier staat echter iets heel anders: hij die verlangt naar die vereniging wordt een wijze genoemd! Het hebben van dìt verlangen, het kennen van dit als zijn of haar doel, dat is wijsheid, staat er.

Vervolgens wordt aangegeven dat voor deze wijze, handelen het middel is. Dus, niet blijven zitten dromen over je ideaal, maar iets gaan doen. Kom in beweging, ga verder op weg. Ook weer niet in het wilde weg, maar op weg om ‘op te gaan in yoga’. Werd in de voorgaande hoofdstukken niet uitvoerig stil gestaan bij Karma Yoga, de yoga van handelen? Zo mooi is de opbouw in de Gita!

Het daarop volgende middel is innerlijke rust, sama. Vaak vertaald als innerlijke rust, kalmte, gelijkmoedigheid: ‘voor hem die yoga bereikt heeft, is innerlijke rust (sama) het middel’.

Yoga is dus blijkbaar iets wat innerlijke rust brengt. Die innerlijke rust lijkt in dit vers een eerste doel, maar wordt vervolgens een middel om verder te gaan. Het volgende vers werpt licht op de staat van ‘hem die yoga bereikt heeft’:

Vers 6.4:

Als een mens alle gedachten en wensen heeft opgegeven en niet gehecht is aan zintuiglijke objecten en handelingen, wordt er gezegd dat hij yoga heeft bereikt.

Zo, dat is nogal wat! Ik noemde dit soort verzen in het verleden wel eens ‘depri-verzen’. Teksten die een reactie bij mij en, zoals tijdens studiebijeenkomsten bleek, ook bij anderen reacties opriep van ‘nou dat gaat het toch nooit worden’. Ook “kom, zeg, zou je dan helemaal geen wensen meer mogen hebben?” is een veel gehoorde reactie.

Geleidelijk aan, na heel vaak herlezen, kwamen er andere gedachten op:

Als Sri Krishna in de Bhagavad Gita een weg naar bevrijding onderwijst, zal hij aangeven dat zaken die ons onvrij maken opgeruimd moeten worden. Zaken die onze vrijheid belemmeren. Hier dus gedachten en wensen die onze vrijheid in de weg staan. Zaken waar we aan vast zitten. Dat is dus heel wat anders dan in een soort slaafse houding alles maar overboord moeten gooien. Dat vraagt dus ‘levende, doorleefde kennis’ waar elders in de Bhagavad Gita aan gerefereerd wordt. Waar hebben we last van en waar willen we van bevrijd worden? Waar struikelen we op onze weg over? Dat zou dan een verstandig eerste onderzoek zijn. Toch?

Daar achter komen, vraagt om een regelmatige, stille contemplatie, de houding van een muni dus. Enkele verzen later begint Sri Krishna aanwijzingen te geven voor meditatie.

Een andere vraag die oprijst is of wat in vers 6.3 beschreven wordt, lineaire, opeenvolgende fasen zijn: eerst verlangen op te gaan, en dan bereiken, òf kan het ene moment het ene, en het andere het andere zich aandienen?

Veel vragen waar we over kunnen speculeren, maar laten we vooral niet te veel op onze eigen, persoonlijke ervaringen vooruit lopen.

Er is in dit verband een heel mooie tekst die in het Sanskriet, waar Mehdi lang geleden al eens in een blog bij stil stond[1]:

Padam, padam, pratipadam

arhati, iti, pratipadikam

Wat betekent:

Stap, stap, iedere stap

heeft in zich wat nodig is voor de volgende stap

Overwegen, onderzoeken, ervaren, beleven, doorleven, praktiseren. Stap voor stap.

In mijn volgende blogs zal ik hier verder op doorgaan.

Tot dan,

Hans Nijs

Wilt u reageren? Stuur dan een mailtje naar: fam.nijs@quicknet.nl

[1] ‘Een bijzonder sterke mantra’, 16 april 2017

 

Wat mij van blijvende waarde lijkt

Ik krijg regelmatig leuke reacties op mijn blogs. Ook die vragen soms weer om een reactie. Die reacties geef ik, al kan dat niet altijd direct. In ieder geval hartelijk dank hiervoor, ik waardeer dat zeer.

Toen ik voor het eerst de Leerweg bij de SFM volgde, werd ons op een gegeven moment gevraagd te onderzoeken wat ons diepste verlangen was. Dan volgde de vraag wat dan het diepste verlangen zou zijn dat verlangen eerdere vervuld zou zijn, etc. Ik weet nog goed dat ik daar een tijd mee bezig was. Steeds kwam er iets op en veranderde dat weer, maar uiteindelijk kwam ik uit bij ‘innerlijke vrede’. Innerlijk tevreden zijn. In vrede, in harmonie zijn. En hier kom ik steeds weer op terug als deze vraag weer aan de orde komt. Ook nu weeral ik overweeg wat voor mij van blijvende waarde zou zijn.

En ik hoor sommigen onder u al denken: ja, goh, wie wil dat nou niet? Ga je daar nu een blog over schrijven? Leuk als je met pensioen bent, de kinderen de deur uit. Leuk om eens over te filosoferen, op de Cynham en in Brognon, maar zo zit het echte leven niet in elkaar.

Daar gaat het mij nu juist om. Het gaat mij niet om een innerlijke vrede in afzondering of als een idee buiten het leven van alle dag om. Het gaat om een diep verlangen dat ik een prominentere plaats in mijn dagelijks leven wil geven.

Het is misschien wel het realiseren van dat wat uitgebeeld wordt met het Chong-teken, (soms ook als ‘chu’ geschreven) dat op een wandkleed in de yogazaal in Brognon wordt uitgebeeld. Het is een teken waarin zenmeester Hakuin zijn levensuitspraak vatte: een reusachtig karakter voor ’temidden’, met het opschrift “Meditatie TEMIDDEN van activiteiten is een biljoen maal meer waard dan meditatie in stilte.”

Maar ja, hoe dat te realiseren? Als u nu een pasklare oplossing van mij verwacht, moet ik u helaas  teleurstellen. Wel kan ik u meenemen op mijn eigen zoektocht.Ik denk dat het op de eerste plaats belangrijk is om de herinnering aan dat diepe verlangen een prominente plaats in het dagelijks leven te gegeven, en de oplossing maar even te laten rusten.

Het is als met bijzondere, vaak heftige omstandigheden, waarbij we ineens de betrekkelijkheid van veel dingen inzien. Dat maakt dan indruk op ons. Maar zodra de omstandigheden zich weer normaliseren, lijkt het vaak dat we deze ervaring weer vergeten. We pakken de draad van ons ‘gewone’ leven weer vrijwel automatisch op. Het zou toch jammer zijn als we ons telkens bij een volgende gelegenheid weer realiseren dat we iets van ons innerlijk al weer een tijd uit het oog verloren zijn.

Je diepe wens aldus te leven, levend te houden tijdens de dagelijkse gebeurtenissen, de gesprekken, het doen van boodschappen doen, het klussen, studiebijeenkomsten, thuis, in de auto, in de stad, in het bos, bij onverwachte dingen.

Ik doe dat door meditatie, deel te nemen aan activiteiten en studiebijeenkomsten binnen de SFM, studie van de Bhagavad Gita en … er blogs over te schrijven!

In de volgende wil ik u meenemen naar een bijzonder vers in de Bhagavad Gita, vers 6.3 dat mijn inziens hier betrekking op heeft:

6.3    Voor de wijze (muni) die verlangt op te gaan in yoga is handeling het middel; voor hem die yoga bereikt heeft, is innerlijke rust (sama) het middel, zo wordt gezegd.

Als u in de gelegenheid bent zou u it vers zelf intussen kunnen overwegen.

Tot een volgende keer

Hans Nijs

(NB: Bovenaan de blogs staat altijd ‘door Mehdi Jiwa’. Dit gebeurt automatisch binnen het systeem waar we gebruik van maken en waarvoor we nog geen oplossing hebben gevonden. Mocht de auteur een ander zijn, dan staat dat altijd onderaan de blog.)

Wilt u reageren op deze blog? Mail dan naar fam.nijs@quicknet.nl

 

Op zoek naar iets van blijvende waarde

In mijn eerdere blog schreef ik over de overgang van een lang verblijf in Brognon naar het gewone dagelijkse leven.

Voor de lezer misschien aardig om te weten, dat de overgang voor mij misschien wat minder heftig is dan voor anderen, omdat ik met pensioen ben en onze kinderen hun opleiding hebben afgerond en op zichzelf wonen.

Verder ligt er, om de overgang te verlichten al zo het een en ander op mij te wachten. Zo is er een ruim aanbod van activiteiten op de Cynham, o.a. rond het thema meditatie, deelname aan de leerweg om het vernieuwde programma te ervaren, verdere deelname aan de verdiepingsgroep en dan natuurlijk voortzetting van een studiegroep Bhagavad Gita in Amstelveen.

Misschien niet helemaal oases, dan toch zeker waterputten voor onderweg.

Dan doen zich dagelijks tal van gebeurtenissen en situaties voor die als leermeester kunnen dienen. Gebeurtenissen die maken dat je kunt groeien. Soms wel erg veel en dan denk ik wel terug aan iemand in Brognon die de wens had nooit een saai leven te willen, maar die wens soms in wel erg grote overvloed vervuld zag.

Ik denk er bij dergelijke gebeurtenissen goed aan te doen, mij op één enkele hiervan tegelijk te richten en deze te onderzoeken.

Het is mij een kunst gebleken daar in een goed evenwicht mee om te gaan. Een kunst die nog zeker de nodige oefening vraagt.

In Brognon heb ik de regelmaat van 2x daags gezamenlijk een half uur mediteren als een belangrijk heilzame factor ervaren. Het leek mij een fundament van het samenzijn. Met elkaar mediteren en in een ruimte waar de afgelopen twintig jaar een bijzondere verfijnde sfeer is ontstaan is bijzonder.

Het samenzijn, de sfeer, de natuur, allemaal externe factor, die je na afloop als een herinnering mee naar huis kunt nemen. Een herinnering aan de ervaring van de meditatie zelf en de uitwerking ervan. Maar ook een herinnering die langzaam maar zeker aan kracht afneemt. Vele malen ben ik thuis begonnen de meditatie tot een dagelijkse gewoonte te maken. Even zoveel keren bleken ze na korte of lange tijd tijdelijk. Nu zit er al weer lange tijd een vast patroon in.

Is het toeval dat we juist nu op de vrijdagavonden het hoofdstuk over de yoga van meditaties op het programma stond en, zoals ik al zei, de meditatie binnen de SFM speciale aandacht krijgt? Toch een externe factor die stiekem vanuit Brognon mee naar huis is gereisd? In ieder geval wel een heel bijzondere uitnodiging om de meditatie juist nu de volle aandacht te blijven geven.

Het sluit daarbij wonderbaarlijk aan bij een thema waar ik mij dit najaar en komende winter in wil verdiepen: Is er iets, vergelijkbaar met gunstige omstandigheden zoals die in bijvoorbeeld Brognon, waar je over kunt beschikken, waar je ook bent? Iets wat altijd, overal en onder alle omstandigheden werkelijk beschikbaar is? En zo ja, kan je daar uit putten en hoe dan?

Ik heb er al veel over gelezen. Ooit beschouwde ik een goed, met filosofische werken, gevulde boekenkast als een mooie ‘pensioenvoorziening’. Dat blijkt nu echter maar ten dele te waar te zijn. De vraag die meer en meer knaagt is hoe ik die wijsheden een plaats in het leven van alledag geef. Iets waarover ik ook kan beschikken als de situatie er om vraagt en er even geen boeken met mooie teksten in de buurt zijn.

In mijn volgend blog meer over zoektocht naar de praktische invulling hiervan.

Tot dan.

Hans Nijs

Wil je reageren, stuur een mailtje: fam.nijs@quicknet.nl

Waarom ik iedere ochtend weer voor de poëzie opsta

Gedichten kunnen me bang maken. Dichters weten soms zo goed doel te treffen met hun woordkeus of met het ritme van hun regels, dat ik hun tekst na een enkele lezing al weg moet leggen. De emoties die het gedicht oproept zijn zo sterk, dat ik ze even een plek moet geven. Er zit een belofte in de tekst, of een subtiel maar juist daardoor angstaanjagend dreigement. Soms allebei:

Tyger Tyger, burning bright,
In the forests of the night;
What immortal hand or eye,
Could frame thy fearful symmetry?

William Blake (1757-1827), die deze regels schreef, gaat in de volgende strofen door met vragen stellen, een beproefd retorisch middel om zo dicht mogelijk te benaderen wat eigenlijk niet valt uit te drukken en als lezer onderga je dat ook (klik hier om het hele gedicht te lezen). Je komt in gedachten steeds dichter bij de plek of het moment waar de tijger – en wat voor een – voor de eerste keer zijn ogen opent, omdat hij leeft. Er staat geen woord teveel of te weinig, maar onwillekeurig deins je een beetje terug. Stel je voor dat die tijger, als hij ontwaakt, jou in de gaten krijgt.

Toch ben ik waarschijnlijk de enige niet, als ik dat ook – ergens – een hele spannende, om niet te zeggen: aantrekkelijke gedachte vind. Wat het zo aantrekkelijk maakt is alleen niet het visioen van die tijger, dat is toevallig het onderwerp van dit gedicht. Wat het zo aantrekkelijk maakt is de mogelijkheid die bestaat om dat ex-periment mee te maken, om het gedicht van Blake te lezen en te ontdekken dat de woorden die hij kiest een kracht hebben waardoor ze boven zichzelf uitstijgen. Er is niets ingewikkelds aan, het zijn bijna altijd hele eenvoudige woorden die Blake gebruikt, maar het is alsof die woorden een energie hebben waaraan je geen weerstand kunt bieden. Wie het hele gedicht hardop leest, zal merken dat het ook een kwestie is van ritme, van een bepaalde beat die in de tekst zit en die elke keer opnieuw, bij elke lezing, in volle glorie die tijger laat zien.

Het gedicht biedt een opening, een spiegel. Als de woorden boven zichzelf uitstijgen, zien we in een flits het andere. Dat andere, die ander, kan weerzinwekkend zijn of van een wonderbaarlijke schoonheid. In dat weerzinwekkende of wonderbaarlijke gaat een essentie schuil, dat voel je als lezer met een zekerheid die je niet kunt uitleggen. De woorden stijgen boven zichzelf uit, en het enige wat je rest is om ze te herhalen, liefst hardop. De wereld opent zich. Voorwaar, zeggen de dichters van die wonderbaarlijke upanishads, ‘dit is Dat’. Die drie woordjes kunnen me elke keer weer blij maken, ik ben er ondersteboven van.

De connectie tussen de dichter en de woorden, tussen de lezer en de woorden, is wat mij al een leven lang iedere ochtend voor de poëzie doet opstaan. Hier krijg ik een bevestiging van wat misschien wel het meest wezenlijke is voor de mens: zijn vermogen om met woorden het mysterie van deze wereld te benaderen. Zijn vermogen om het onzegbare, het oneindige in zichzelf te vermoeden, en soms – maar dat moet je wel durven – om het op papier te zetten.

Frank van Dixhoorn

Wil je reageren: stuur een mailtje naar info@filosofieenmeditatie.nl